Logboek 2010/2 (Fethiye>Israël)
Tatvan
Dinsdag 27-07-2010
Vandaag 279 kilometers afgelegd, dat is 2694 kilometers vanaf Marmaris.
Gisteravond gaan we met Geert & Ine vlakbij het hotel in een kebabzaakje eten. Ans is beroerd, ze heeft net als Jaap en Diana darmkrampen. Daarom eet ze voorzichtig wat brood en slade, wij kiezen voor hart. Voor wat? Voor hart. Niet in de vorm van een blik kattenvoer, maar heel smakelijk met rijst en een pittige saus. We zijn moe en gaan vroeg naar bed. Mijn oudste zoon Rommert belt nog. Hij vertelt dat hij na ettelijke darmontstekingen een vervelende scopie van de dikke darm heeft ondergaan, maar dat de uitslag goed was. Geen afwijkingen. Om 11 uur schrikken we wakker, iemand klopt op de kamerdeur. "Passaport", horen we zeggen. Ans doet de deur op een kier open - de veiligheidsketting zit erop - en ziet een onbekende jongen staan. "Passaport", herhaalt hij. Daar voelen we natuurlijk niks voor, je geeft je paspoort niet aan een onbekende. Zonder paspoort met daarin het onontbeerlijke visum voor Turkije ben je zwaar in de aap gelogeerd. "Tomorrow", zegt Ans, de jongen antwoordt "Okay" Daarna klopt hij bij de anderen op de deur. Kennelijk spreekt hij geen Engels want hij komt ook weer bij ons langs. Ik roep in het Engels door de deur dat hij op moet donderen en dat doet hij gelukkig ook. De volgende dag kwam de oplossing: de jongen bleek de nachtwacht van het hotel. Ze hadden verzuimd onze paspoorten in te nemen en iedere avond komt de politie die contrôleren. Niets aan de hand dus. Toch is het vreemd dat ze bij onze eerste overnachting geen problemen kregen. Of kwam de politie toen toevallig niet langs?
Vanochtend zijn we blij het hotel te kunnen verlaten. Het was toch wel heel erg smerig. De kamers zijn in jaren niet schoongemaakt en de lakens waren beslapen, zo is onze verdenking. Er was meestal geen warm water. Nu houd ik er niet van om in een reisverhaal alsmaar te kankeren op de hotels die je tegenkomt als je buiten de gangbare toeristengebieden komt. Dat hoort er immers bij en deze mensen hebben, zo vrees ik, gewoon niet eens het geld om het hotel te onderhouden. Ik geef het aardige jochie Mehmet (ik schat hem op 12 jaar) die iedere ochtend met verontschuldigende ogen ons karig ontbijt neerzet en onze koffer sjouwt, een paar lires fooi en bedank de baas. Voor de deur laden we de bus in. Een gerimpeld vrouwtje in traditionele kledij staat naar ons te kijken (foto hier). Juist als we in het busje zitten, rukt ze de schuifdeur open en steekt een vurig betoog af in het Turks. Geen idee wat ze bedoelt, ze houdt haar hand niet op en lijkt dus geen bedelares. Misschien vindt ze ons verderfelijke kapitalisten. Ik kijk haar luisterend aan en glimlach. Ineens ontdooit haar gezicht en schiet er ook iets als een lach over haar gezicht. Ze stapt op de stoep terug en rustig sluit ik de deur. We rijden weg. Ze zwaait niet.
We nemen de zuidelijke weg naar het Meer van Van. Die leidt dicht langs de Iraanse grens. Op de lage, kale bergen staan aan beide kanten uitzichtorentjes. Ook hier veel legerplaatsen. In het nieuws op de website van de NRC las ik dat de VS en Europa een zwaardere boycot tegen Iran hebben ingesteld vanwege de verdenking op uraniumverrijking voor de eerste kernbom van het land. Ik weet niet of Turkije aan die boycot zal meedoen, maar gezien het lucratieve, zware grensverkeer dat we hier waarnemen betwijfel ik het. We rijden door zeer uitgestrekte, kale velden van basaltlava. Ze zijn weinig begroeid, het doet wat aan IJsland denken, waar je ook uren door dergelijke maanlandschappen rijdt. Mogelijk is het afkomstig van de Ararat. Dat is immers ook een vulkaan. Het is niet bekend wanneer de laatste uitbarsting was, maar tijdens aan aardbeving in 1840 scheurde er een stuk van de noordelijke helling af. Een dorp, een klooster en een kapel werden bedolven. Sommige deskundigen beweren dat er toen ook sprake van een eruptie was.
De weg buigt van de Iraanse grens af. Onderweg is een road block van militairen (een heimelijke foto bovenaan dit verslag). We naderen het omzichtig, zoals onze Lonely Planetguide adviseert. Bij twijfel stilstaan, zegt de gids. Maar de soldaten wuiven ons door. Op een of andere manier zien ze dat we toeristen zijn, hoe weet ik niet, ons busje heeft een Turks kenteken. Ik zei het al eerder: een Koerdische toerist moet zich uitdossen als toerist en men laat hem overal passeren. We pauzeren bij de Muradiye Sjelesi, een waterval aan de linkerkant van de weg (foto hier). Aardig maar niet bijzonder. Je moet een nogal wrak uitziende voetgangershangbrug oversteken. Vooral niet in de pas lopen! Een uurtje later doemt voor ons de grote kalme spiegel van het Meer van Van op, strak azuurblauw en een lust voor het oog in dit boomloze landschap (foto hier). Het is Turkijes grootste meer - het IJsselmeer kan er qua opperlak gemakkelijk drie keer in - en een van de grotere endorheïsche meren in de wereld (meren zonder afvoer) De enige outlet is verdamping. Daardoor is het water tamelijk zout en alkalisch. Je schijnt er je was in te kunnen doen zonder zeep. Natuurlijk probeert men het toerisme naar het meer te bevorderen door een verhaal over een monster te verzinnen, net als bij Loch Ness, waar we in 2003 met de boot door voeren ("Nessie"). Het monster heet hier Canavar Salam ofwel - ik verzin het niet! - "Monster Salami" of kortweg "Vannie" De voetbalclub van de grote stad Van aan de oostkant van het meer schijn ernaar vernoemd te zijn: Canavarlar = Monsters) Voetbal is voor de ..... (nee, ik zeg niks) Je kon altijd met een grote ferryboot het meer oversteken. We zien ze later in de haven van Tatvan liggen. Maar vanwege de troebelen met miltante Koerden zijn ze uit voorzorg uit de vaart genomen.
Onderweg langs de noordelijke oever van het meer passeren we ongehinderd een tweede road block. Gaandeweg beginnen ook mijn darmen op te spelen. Krampen en buikloop. Ik ben blij dat we in het stadje Tatvan aan de zuidwestelijke punt van het meer een drie sterren hotel vinden (Hotel Kardelen) met propere kamers en sanitair. Ans en ik voelen ons ziek en gaan niet mee met een middaguitstapje naar een Mount Nemrut in de buurt (niet te verwarren met de Mount Nemrut waar we eerder op deze reis waren). Op deze berg, die ook een vulkaan is, vind je vijf kratermeren en een ijsgrot. We horen het wel en gaan te bed. Zelfs de gebedsoproep van kwart over vier horen we nauwelijks. Morgen hebben we een forse reisdag voor de boeg, ongeveer 500 kilometer langs de grote stad Diyarbakir - die de militante Koerden als hun hoofdstad claimen, een buitensporige eis - naar het oude Urfa bij de Syrische grens. Terug naar boven