Logboek 2010/1 (Kreta>Fethiye)
Fethiye (4)
Zondag 27-06-2010
We hebben met Jaap & Diana een auto gehuurd en rijden vanochtend het achterland van Fethiye binnen. Daar willen we drie bijzondere lokaties bezoeken: de ruige Saklikent kloof, de ruïnes van de oude stad Tlos en het verlaten spookdorp Levissi. De weg voert ons naar het oosten. Bij een kruising rijden we naar het zuiden de vruchtbare vallei van Eşen Çayi rivier in, vroeger in het Grieks de Xanthos geheten. Voor de gedwongen ethnische scheiding tussen Grieken en Turken van 1924 woonden hier namelijk honderdduizenden Grieken. De hellingen van de gebergten aan beide kanten zijn aangenaam groen van de pijnboombossen. De vallei zelf is vol met kleine velden waar mannen en vrouwen bezig zijn de graanoogst binnen te halen. Kleinschalige landbouw zoals je die bij ons nauwelijks meer vind. Waarschijnlijk haalt men hier jaarlijks twee oogsten binnen. Bij ieder huisje liggen moestuintjes, kippen, geiten en een enkele koe dwalen over de erfjes en iedereen heeft een grote satellietschotel. We zien ook velden met katoen en tabak en ontelbare kleine wijngaarden en boomgaarden vol olijfbomen, granaatappelbomen en ander fruit. Overal gorgelt water door kleinere en grotere irrigatiekanalen. Het verschil met de Griekse eilanden is groot, met name met het grotere Kreta. Daar een eentonig landschap met een monocultuur van olijventeelt, hier een kleurig en levendig beeld van grote diversiteit.
Na een kilometer of veertig moeten we rechtsaf, omhoog naar de grimmige hellingen van de oostelijke Akdağlan bergen, deel van het machtige Tauros hooggebergte. We klimmen. Op zeker moment zien we neer op de breed uitwaaierende bedding van de Karaçay, vol lichtgrijze steenslag en een enkel iel stroompje (foto hier). Dit is de rivier nadat hij zich door een diepe scheur in het gebergte heeft gewrongen, een scheur die misschien miljoenen jaren geleden is ontstaan door een aardbeving en door het wild stromende water verder werd uitgediept tot een honderd meter diepe kloof. De Saklikent kloof, 18 kilometer lang. De rivier wordt gevoed door regen en smeltende sneeuw van de Tauros en alleen in de zomermaanden staat het water er laag genoeg om er een kilometer of vier in door te dringen. De naam zou "verborgen stad" betekenen, het is me een raadsel waarom want er is hier helemaal geen verborgen stad. We zijn vroeg, er zijn nog geen toeristenbussen. We drinken oploskoffie (de bittere drab die voor Turkse koffie doorgaat is notoir kankerverwekkend) op een zo´n kietelterrasje met ligkussens boven het snelstromende water (foto hier). Daarna kopen we kaartjes en lopen over een smal plankier door het begin van de kloof (foto hierboven) naar een open ruimte, waareen bruisende beek met ijskoud smeltwater zich van opzij in het riviertje stort. Hier waden Jaap en ik voorzichtig met opgetrokken broekspijpen over de gladde stenen naar het begin van de eigenlijke canyon (2 foto´s hier). Ruim drie kilometer waden we door de grijssgrauwe modderige stroom en klauteren en klimmen met steeds meer moeite over de spekgladde rotsblokken. Angstvallig proberen we de diepe stroomgaten te vermijden waar je tot over je middel kunt inzakken en je onmogelijk meer staande kunt houden. We vorderen langzaam in de eeuwige schaduw, de zon komt hier nooıt, de wanden van de kloof komen steeds dichter bij elkaar (2 foto´s hier). Maar het is van een machtige, indrukwekkende schoongheid. De angst om tijdens de steeds lastiger klimpartijen uit te glijden en ons te bezeren doet ons terugkeren en we willen natuurlijk vooral om onze camera´s behoeden voor een val in het water. Als we uiteindelijk bij het open gedeelte terug zijn, begeven juist de eerste drommen toeristen zich joelend te water, sommigen met een mobiel telefoontje aan het oor. We lopen met onze dames, die al die tijd hebben zitten kletsen, terug over de plankieren naar de uitgang en de auto. Op weg naar onze volgende bestemming, de oude stad Tlos.
De geschiedenis van het oude Tlos gaat terug tot in de bronstijd, zo´n 2000 jaar vChr. Het was een van de grootste en belangrijkste steden van het Koninkrijk van de Lyciërs. Het ligt strategisch ver boven de vruchtbare Xanthos-vallei, ongenaakbaar op een hoge rotsklif. Het kende vele periodes van bewoning: Lyciërs, Grieken, Romeinen, Byzantijnen (het was een bisdom) en Ottomanen. De ruïnes zijn een bonte mengelmoes van al die culturen. Voor we erheen klimmen genıeten we eerst een verrukkelijke lunch van verse forel met een verrassende, friszure saus van granaatappel en knoflook, met een riant uitzicht op deze imposante plek. Daarna dwalen we rond. Er zijn Romeinse badhuizen, hallen, een amfitheater, een stadion, en enorme stadsmuren die de Byzantijnen ooıt oprichtten en waarvoor ze ondermeer delen van de pılaren van oude Griekse tempels gebruikten, een Byzantijnse basiliek. Maar het mooiste is het bovenop de rotsklif, waar de oude agora lag en de Ottomanen later een burcht bouwden. Jaap en ik klimmen omhoog langs grote stenen sarcofagen en oude rotstombes van de Lyciërs, die bij elkaar een indrukwekkende necropolis (dodenstad) vormen. Achter de resten van de burcht ligt een rechthoekige ruïne. Dit was nog in de 19e eeuw het winterpaleis van Kanh Ali Aga ofwel "Bloedige Ali", een Ottomaanse gouverneur die zijn vrijheıdslıevende dochter doodde om de eer van de familie te redden (kijk hier voor een vijftal foto´s).
Intrigerend is de aanwezigheid hier van de graftombe van de mythische held Bellerophon, berijder van het evenzo mythische gevleugelde paard Pegasus, die volgens een gidsje hier ergens zou moeten zijn. Wie kent het verhaal niet? Bellerophon, overmoedig geworden door zijn overwinningen en vooral zıjn zege op de Chimera, een monster met de kop van een leeuw, het lichaam van een geit en de staart van een slang, wilde zich mengen onder de goden op de Olympus. Gezeten op zijn gevleugeld paard vloog hij omhoog naar de godenberg. Zeus ergerde zich aan deze hovaardij en zond een steekvlieg die het paard stak. Dat viel terug naar de aarde waar de ongelukkige held in een doornbos terecht kwam. Kreupel, blind en ellendig bracht Bellerophon zijn laatste levensjaren in geweeklaag door. Waarom zou men hier een graftombe voor hem gebouwd hebben, vraag je je af? Het kan natuurlijk wel, want volgens het boekje "Tlos - Saklikent - Ksanthos" van de Turkse archeoloog Hüseyin Kökturk (Nisan, 2006) dat je bij een souvenirtentje kunt kopen, wordt Bellerophon in relatie met Tlos beschreven door niemand minders dan de dichters Hesiodos en Homeros. Dat is natuurlijk niet mis. Maar waar is die tombe? Een jongetje, het tienjarig zoontje van de restauranteigenaar, helpt ons op weg. Lang een hachelijk smal paadje dalen we af aan de oostkant van de klifrots. Onderweg komen langs diverse andere graftombes. Ze dragen op de deurposten inscripties in het Grieks. Volgens eerdergenoemde Köktürk staan daar waarschuwingen op tegen onverlaten die de graven zouden willen schenden, zoals "waag het niet op en rond het graf te plassen" Dat doen we dus ook niet.
Het koninkrijk van de Lyciërs (bron: Wikipedia)
Het bas-reliëf van Bellerophon op Pegasus schematisch (bron Köktürk) |
Het bas-reliëf van Bellerophon op het paard Pegasus in Tlos (foto TZ) |
Tenslotte klauteren we over een wankel houten trapje omhoog en komen op een smalle richel in de rotswand. Nauwkeurig onderzoeken we de wanden van de grootste tombe. Er is een smal voorportaal, drie deuropeningen geven toegang tot de grafruimte erachter waar de doden werden neergelegd op in de rotswand uitgehouwen banken. De middelste deur is van steen met zwaar stenen beslag erop. De beide andere zijn weg. Na enig zoeken zien we opeens boven op de linker zijwand van het voorportaal een niet erg duidelijk bas-reliëf van een ruiter op een gevleugeld paard. Frappant! (zie hierboven). Boven de linker toegangsdeur is een bas-reliëf van een wezen met een leeuwenkop en een kronkelige staart. Dat moet dus wel de Chimera zijn! (Kijk voor 4 foto´s hier). Het lijkt alsof we ergens de onscherpe grens tussen mythe en werkelijkheid hebben overschreden.
Na zo´n ontdekking kan je dag niet meer stuk. Goed gemutst rijden we terug en via Fethiye bereiken we het toeristische dorp Kayaköy (Grieks Karmylassos) Vol verbijstering zien we hoe tegen de helling boven het Turkse dorp een groot spookdorp ligt van honderden bouwvallige, verlaten huizen. Het is het vroegere Griekse dorp Levissi. Na de Turks-Griekse oorlog van 1919 - 1922, ontketend door onverantwoordelijke Griekse politici als de toenmalige premier Venizelos (ik schreef al eerder over deze megalomane man met zijn Groot-Griekenland aspiraties) werd in het Verdrag van Lausanne tussen hem en de Turkse president Atatürk besloten tot een cynische uitruil van de Griekse bevolking in Anatalolië tegen de (geringere) Turkse bevolking in Griekenland. Miljoenen mensen moesten onder auspiciën van de Volkenbond huis en haard verlaten in een pure, hardvochtige vorm van ethnic cleansing. Omdat er minder Turken in Griekenland waren, kwamen voormalig Griekse dorpen in Anatolië leeg te staan en verwerden tot spookdorpen. Dit Levissi is er een voorbeeld van. De meeste bewoners kwamen in een buitenwijk van Athene terecht, die ze Nea Levissi noemden. We dwalen door de beklemmende straatjes van het dorp en bereiken het plein van een vroegere orthodox-christelijke kerk. Overal gapen lege vensters en deuren ons aan. Op het hoogste punt van het dorp wappert zeer cynisch een grote Turkse vlag. De basiliek is leeg, op de muren zijn nog enkele schilderingen te zien. In sommige huizen zijn nog versieringen te zien die de bewoners in hun huisje aanbrachtten. Toen het toerisme in Trukije in de jaren ´80 een grote vlucht nam, wilde een projectontwikkelaar het dorp verbouwen tot een groot holiday resort. Turkse intellectuelen en kunstenaars protesteerden. Nu is het dorp een beschermd monument in het kader van de Unesco en worden er bescheiden pogingen gedaan om de zaak niet verder te laten vervallen (Kijk voor 4 foto´s hier).
Onder de indruk rijden we terug naar Fethiye. Geert & Ine hebben onze bootjes in de gaten gehouden. Vanavond gaan we in de stad eten. Terug naar boven