Logboek 2014/3 Zomer in Gorcum en de Med
Lagos (8)
Maandag 29-09-2014
Alle reacties inzake het dragen van een Bob Dylan t-shirt op mijn leeftijd zijn positief. Dat valt dus mee, maar de twijfel knaagt. Hebben al die mensen wel een goede smaak? Waarom zijn er helemaal geen negatieve reacties? Ach, bijna niets is zeker in het leven. Merkwaardig is dat twee lezers, Ger en Peter, in het Gastenboek opeens over mijn pet beginnen: 'verschrikkelijke pet', 'heeft iets Duits'. Hoe komen ze daarbij? Ik ben ermee geboren (zie de omslag van mijn eerste boek) en trouwens, Bob Dylan droeg vroeger ook zo'n pet. Niet een blauwe, dat geef ik toe, maar de mijne is dan ook voor marine gebruik. Ten minste, meestal. En Duits? Juist niet! Die Duitse petten zijn inderdaad verschrikkelijk, met dat abjecte zwarte touwtje onder de opstaande hoera-flap aan de voorzijde, tussen twee stalen knopen aan de zijkant, een type pet dat dwingt tot salueren en hakkenklappen. Dat heeft mijn pet niet, die is helemaal niet protserig maar blinkt uit door eenvoud (zie foto hiernaast) Het is trouwens een Britse pet en ik heb er nog zes van liggen. Last but not least: in tegenstelling tot het t-shirt vindt Ans hem wel leuk. Dus heren, kom niet aan mijn pet!
Gisteren vertrokken de jachten die zich hier verzameld hadden voor deelname aan de ARC 2014, naar de startplaats op de Canarische eilanden. Als over twee maanden het orkaanseizoen over is, zullen ze en masse vertrekken naar Saint Lucia in de Carieb. Ik vind het maar een padvindersgebeuren, maar ik moet me bescheiden gedragen, want wij steken de Atlantische Oceaan helemaal niet meer over.
Vanmorgen komt de zon op in een volledig wolkenloze hemel. Het belooft een warme dag te worden, tegen de 30o, Het is helaas eb en het stinkt weer als de neten. Ik bel Ralph, een (Duitse!) klusjesman, die Piet van de Tartaan me had aanbevolen. Ik had nog een paar keer geprobeerd de scharnieren van het moervast zittende luik van de ankerbun eruit te slaan, maar zonder resultaat. Het luik zit vast sinds een anonieme onverlaat deze zomer hard tegen ons anker is aangeknald. Ralph heeft een betere benadering, met een tang wrikt hij de sluiting langzaam los en klaar is kees, we kunnen volgend jaar weer ankeren. Daarna lopen we naar Sopromar, de werf naast de marina, om nog eens goed te kijken naar het kraangat en de kraan die ons overmorgen uit het water moet tillen. Twee jaar geleden in Kreta ging het maar net goed omdat de windgenerator tegen de zijbalk van de kraan dreigde te komen. Deze kraan lijkt van hetzelfde formaat. We spreken de kraanmeester die zegt: kom maar 's ochtends voor varen, dan zie ik het wel.
We drinken koffie op een terras aan de haven. Daarna klim ik in de opbouw van de zonnepanelen en zet de wieken van de windgenerator vast met een tie-rip en een touwtje in de meest gunstige stand voor de botenlift. Juist vaart de kraanmeester langs met een jacht, dat hij verderop aan de steiger weglegt. Hij loopt even langs en neemt onze boot op. 'Vaar overmorgen maar achteruit het kraangat in', zegt hij, 'ik heb het al gezien.' Attent! Het is inmiddels erg benauwd geworden maar door de opkomende vloed is de stank gelukkig weg. Ralph zei vanmorgen dat die stank niet veroorzaakt is door overstroomde riolen, maar doordat ze een halfjaar geleden de haven uitbaggerden. Oh, lekker zeg. We zijn blij dat we hier niet hoeven overwinteren! We brengen de middag in aangename ledigheid door en Ans spuit later het dek nog eens goed schoon. Op de werf kan dat misschien niet meer zo gemakkelijk. Terug naar boven